Hoe je kont naar Mars te reppen, 2080 Of, de ellende van eenentwintigsteëeuws interplanetair vervoer
32 a.A. · 2080 n.o.j. Martianen weten als geen ander dat men niet zonder wat moeite overtuigd wordt om al zijn spullen in te pakken en een kwart miljard kilometer naar Mars te verhuizen. Dus hebben ze gestreefd om de reis daarheen zo makkelijk mogelijk te maken. Als je naar een thuis tussen de sterren verlangt heb je dan drie keuzes ter beschikking.
De eerste en populairste weg is aan boord van een rondvaartschip. Deze slapende reuzen zeilen in een baan die ze eenmaal per jaar langs de Aarde en Mars brengt; het ene jaar langs de rode planeet, het andere jaar de blauwe. Ze draaien rond de zon in twaalf vloten, dus je hoeft nooit langer dan twee maanden of zo te wachten.
Je tocht begint bij de dichtbijste ruimtehaven — dat is Cape Kennedy voor Amerikaners, Trivandrum voor Indiërs, en Kilimnaangaro voor Eastafricanen.1 Daar worden jij en je medereizigers gedreven in een krappe capsule met stoelen zo uit op een achtbaan en rechtstreeks naar de hemel gelanceerd, waar de shuttle aan kan meren met een van de tientallen „parkeerplaatsen” rond de evenaar.
Nu moet je even wachten. Noem het geen quarantaine — zie het gewoon als een plaats van ontspanning, waar je nog één laatste keer terug kan kijken op die fantastische florissante wereld die je zo meteen achter laat voor een steriele woestijn! Voor de komende veertien dagen heb je ergens waar je kan slapen, oefenen, en zo goed mogelijk proberen aan de lage zwaartekracht te wennen. (Hopelijk kan dat wel, want je zal de rest van je leven erin doorbrengen!)
Na twee weken in de ruimte krijg je (als God het wil) een stukje papier van de dokter onder de deur met het sein „veilig”. Je kunt gaan. Hetzelfde gedoe gebeurt er met de capsules en de stoelen — maar zonder zorg voor aerodynamica stoot je je hoofd niet zo veel tegen de kanten — en met een beetje geluk vang je misschien een glimp op de dreigende spaken van de schip.
De Andromeda Pearl2 is een log en lomp beest. Ze moet zo zijn: voor 145 dagen is ze de enige levenslijn voor jou en tienduizend andere mensen. Er is geen navulling, geen contact met familie zes dagen per week, en niemand om je te begraven als je je leven onderweg verliest. Precies genoeg is voorzien in alle domeinen: gastronomische maaltijden van twaalfhonderd calorieën; biljarttafels met ballen die steeds bijna wegzweven; perfect zittende oordopjes zo dat je de buren niet zal horen door de millimeterdikke wand; en films genoeg om twee jaar achter elkaar iets nieuws te bekijken (op de dunste flatscreen dat ze kopen konden).
Wacht maar. Over een half jaar, nadat „gastronomisch” naar „ingeblikd” en „gehydrateerd” is geweken en op je zesde marathon van een zeventig jaar oude sitcom stap je uit je stoel, op de martiaanse grond en in een prachtig nieuw huis.
Dat is tenminste één weg om het te doen. Misschien ben je ongeduldig. Impulsief. Je hebt al beslist: je gaat naar Mars, je gaat er nú, en je gaat er zónder tienduizend plebejers wie niet eens Kirundi spreken. Mag ik dan een chartervlucht voorstellen?
Chartervluchten zijn zeldzaam en erg duur. Er zijn maar twee bedrijven die ze durven, en ze hebben goede redenen: een rondvaartschip draait door door alleen maar zijn eigen inertie, maar een gecharterde scramjet vereist wat brandstof. Heel erg veel, heel erg dure brandstof. Uit jouw rekening. Verwacht een kost van honderdduizenden tot miljoenen dollar, en bid om een piloot met engelengeduld. Afhankelijk van hoe de sterren staan kan je vlucht zo kort als negentig dagen of zo lang als anderhalve jaar duren, maar wat er ook gebeurt kan je veilig in de wetenschap zijn dat het jouw vlucht is, onder jouw voorwaarden.
Négentig dágen‽ Wat zou je eens doen voor zo’n lange tijd? Je hersenen zouden vast uit je oren lopen! Zou dat je gewoon je ogen kon sluiten op de Aarde en wakker kon worden op Mars alsof er niets was gebeurd… je hebt geluk! Als je bereid bent om een proefkonijn te worden — een bijzonder behendig proefkonijn die geen klein aantal verklaringen kan ondertekenen — heb je een kans op een rit met een slaperschip.
Slaperschepen zijn meestal te vinden in de kielzog van een groter rondvaartschip en doen wat hun nam al doet vermoeden: ze brengen hun passagiers in een kunstmatige coma voor het grootste deel van de reis. Ze adverteren zichzelf met beloftes van „de toekomst van vervoer” en foto’s van stewardessen in slanke jumpsuits uit de sixties… en liever niet hun klanten.
Coma’s zijn niet superleuk. Dit is een onveranderlijke waarheid en zelfs de doortraptste reclameman ter wereld kan er niets over doen. Comapatiënten hebben slangetjes in hun lijven, ze onderscheten zichzelf, en hun spieren kwijnen weg van haas tot jerky zowel in microzwaartekracht als in de wurggreep van de Aarde. Aan boord van een slaperschip is het niet veel anders, en daarom zal je vinden, als je goed kijkt naar de kleine lettertjes op de reclame, dat er stiekem een sterretje staat naast het woord „slaperschip”. Het zegt: „We proberen echt heel hard om uw spieren in goede vorm te houden met electrische schokken en gekruiste vingers, maar eens per maand wekken we u steeds uit uw heerlijke dromen om op een loopband te rennen met de slangetjes aan als een aap in een laboratorium.”
Slaperschipreizigers hebben vaak intensieve fysiotherapie nodig bij aankomst. Twee procent sterven onderweg. Maar de andere achtennegentig zouden het nooit anders willen.
Laat een reactie achter